Opeens nam een hand de
hare vast en werd ze mee getrokken. “Hé, wat doe je? Laat me los!” “Ssst, je kent
me, kom nu gewoon even mee.” De stem die ze hoorde was die van de vampier van
daarnet. Er was alleen iets anders mee, hij leek rustelozer dan tien minuten
geleden. Ze liepen tegen de stroom in, waardoor ze zijn hand harder moest vasthouden
om hem niet te verliezen. Opeens was het gewoel rond hen gedaan en stonden ze
stil, nog steeds in het donker.
“Oké, we zijn er. Je
mag mijn hand loslaten”, zei de vampier vriendelijk. Ze liet zijn hand los en
keek hem vragend aan, voor ze besefte dat hij dat helemaal niet kon zien. Tot
haar verbazing antwoordde hij op haar onuitgesproken vraag. “Jouw vriendin en
mijn vriend zijn in het donker verdwenen, wat niet zo goed is voor jouw
vriendin en nog minder voor mijn vriend. We moeten ze dus zoeken.” “Wat is er
daar niet goed aan?” Voor het antwoord kwam, hoorden ze een gedempt gegiechel.
“Wie is daar?” vroeg
ze. Tot haar opluchting kwam haar vriendin tevoorschijn, met rode lippenstift
uitgesmeerd over haar gezicht, plukken haar aan haar kleedje en een brede
glimlach. Eigenlijk leek het wel alsof ze gedrogeerd was… “Wat is er gebeurd?
Is alles goed?” Ze was te druk bezig met haar vriendin, om te beseffen dat de
vampier en zijn monsterlijke vriend de deur op slot hadden gedaan. “Hé, wat is
er met haar gebeurd?” vroeg ze aan het monster.
De vampier grijnsde
zijn hagelwitte tanden bloot. “Halloween is de enige periode dat wij
onopvallend buiten kunnen lopen. Dit is meteen het ideale moment om onze
prooien te zoeken.” Ze begon te gillen, sprong naar de deur en trok er als een
gek aan, alsof hij dan wel zou opengaan. “Kom kom, zo’n overdreven reactie is
nergens voor nodig. Als je je niet verzet, doet het heus geen pijn!” Het
monster nam haar vast, duwde haar hoofd opzij zodat haar nek bloot lag en liet
de vampier zijn ding doen. Ze bleef gillen, maar het hielp niets. Haar vriendin
stond, nog altijd giechelend, lamlendig toe te kijken. Ze sloot haar ogen en
hoopte dat het snel voorbij zou zijn.
Met een schok werd ze
wakker en veegde het speeksel van haar wang. Het duurde even voor ze besefte
dat ze in slaap was gevallen voor het feestje. Haar ogen zochten een klok, het
was half twaalf. Ze maakte zich snel toonbaar en sprong op haar fiets, voor het
te laat was. Toen ze bij het kot van haar vriendin aankwam, sloeg de kerktoren
in de verte net voor de twaalfde keer. Ze wachtte even om te zien of de lichten zouden uitgaan. Opeens
was het in de hele straat pikdonker en hoorde ze geschreeuw van binnen. Was ze
te laat?
een paar plusduimpjes! mooi geschreven, leuk :-)
BeantwoordenVerwijderenma ik wil wel geen open einde :'(